Per Jumpy door Marokko 2


Per Jumpy door Marokko 2

In de eerste aflevering zijn we vanuit Amsterdam tot in Marokko geraakt. Nu trekken we door het Rifgebergte, bezichtigen de medina van Fes met haar leerlooiers en gaan dan de Atlas in. Kees "Visa GTI 115" laat ons van de leegte van hoge plateaus genieten, van diepe ravijnen en vruchtbare oases.

Dinsdag 4 mei 2004: Asilah – Fes, 428 km
De stad waar we eerst heen rijden, Ketama, is er een waarover iedere reisgids schrijft dat je deze links moet laten liggen. Voor mij een reden om te gaan kijken! Daar, in het Rifgebergte, wordt enorm veel cannabis verbouwd en verhandeld. De hoogtemeter in de auto geeft 1.600 meter aan, de weg is slecht, het regent, er is mist en aan de kant van de weg ligt veel sneeuw, dus ik rij rustig. In Ketama blijven de deuren van onze auto steeds afgesloten. Langs de weg staan de vreemdste figuren uit dit land, die gebaren wat ze te koop hebben. De Citroën moet in beweging blijven, maar de weg is zo vreselijk slecht dat de auto zelfs in de eerste versnelling pijn lijdt. We rijden dus door deze menigte heen en verlaten de stad, even later gevolgd door een auto die ook dan nog aan mij wil wijsmaken wat hij te koop heeft. Alle boekjes hebben gelijk dat je hier als toerist niets te zoeken hebt, maar dat neemt niet weg dat wij wel door het Rifgebergte zijn gereden; dat doet echt niemand. Het is een prachtig gebied met mooie uitzichten, tenminste als de mist weg is en die is af en toe heel erg dicht, dus stapvoets rijden.

Vanaf Ketama is het nog zo’n 160 km naar de stad Fes en het regent nog steeds, dus loopt overal water en blubber over de weg. De auto ziet er verschrikkelijk uit. Na enige tijd naderen we Fes. Het is nu eindelijk droog en we zien in de verte een gigantisch grote stad die liefst 1,25 miljoen inwoners heeft. Nu nog even de camping opzoeken. Dat is niet zo moeilijk, blijkt later, maar dan zijn we al wel een paar keer fout gereden: de borden staan voor ons altijd aan de verkeerde kant van de weg. Met de beheerder van de camping bespreek ik de plannen van morgen. Ik wil een taxi en een gids. Nu volgt de discussie over het tarief. 300 dirham voor de taxi en 300 dirham voor de gids voor een hele dag vind ik wel wat veel. Het moet maar; dit is volgens mij de enige manier om wat van deze zeer oude stad te zien.

Woensdag 5 mei 2004: bezoek Fes
Bij de ingang van de camping staat de taxi reeds klaar en ook de gids stelt zich aan ons voor. Wij in de taxi en rijden maar: we maken een rondrit door de stad en brengen een bezoek aan het paleis van de koning. We stoppen overal en er worden veel foto’s gemaakt. Bij de medina gaat de taxi weg en gaan wij te voet verder. In de medina wonen 350.000 mensen. Dit moet je zelf gezien hebben, wil je het geloven. Hier bezoeken we elke vorm van bedrijvigheid en natuurlijk ook het plein waar ze het leer kleuren. Dit moet je zien, want dit gaat nog net zo als in de middeleeuwen. Mannen met korte broeken staan in bakken met verf en huiden te dansen. Nu ik het opschrijf, ruik ik de verschrikkelijke stank ook weer! Alles in die medina wordt op ezels vervoerd, die je zo ondersteboven lopen als je niet uitkijkt. De straatjes zijn zo smal dat Kees en ezel er niet naast elkaar door kunnen gaan.

Na uren sjokken hebben we de medina wel gezien en de taxi wordt weer opgeroepen voor het vervolg van de rondrit. De uitstap naar het Atlasgebergte laten we maar zitten: we zijn immers zelf met de auto. We laten ons liever terug naar de camping brengen. Daar drinken we nog een borreltje, zitten languit in de stoel en koken later het eten.

Donderdag 6 mei 2004: Fes – Errachidia, 382 km
Als we wakker worden, ziet het er buiten goed uit met het weer: een strakblauwe lucht. Na het eten breken we het kamp op, betalen de camping en gaan op pad richting Sefrou. Tot deze stad kom je nog wel verkeer tegen, maar als we eenmaal Sefrou voorbij zijn, gaan we omhoog, via het Massif du Kandar zo de Atlas in.

Na de col Tizi Abekhnanes op 1.769 meter gaan we via de stad Boulemane verder de Atlas in. Je ziet hier niemand, totdat ik verderop iemand met de fiets aan de hand zie staan, een fiets met bagage. Ik stop en vraag aan deze krasse knar of hij pech heeft. Nee, nee, deze Engelsman op leeftijd staat na een hele tijd tegenwind wat uit te rusten. Ik vraag of hij wat wil eten. Dat is niet nodig, maar hij wil wel wat drinken. Daarna rijden we heel lang bovenop een plateau en komen af en toe heel kleine nederzettingen tegen; je begrijpt niet dat ze hier kunnen wonen.

We gaan naar een pas van 1.907 meter en rijden door een landschap dat we nog nooit ergens eerder hebben gezien: na elke bocht een nieuwe verrassing. De prachtige kleuren van de bergen blijven ons verbazen. Ook zijn er enorme afgronden, zo diep en mooi dat je er bang van wordt. Je rijdt eigenlijk van de ene oase naar de andere. Bij die oases wonen Berbers in lemen huizen of kashba’s. Na Kerrandou rijden we door de Tunnel du Légionnaire, waar ook werkelijk nog een soldaat bij zijn huisje staat en moederziel alleen is. Deze tunnel is in 1927 door het Vreemdelingenlegioen in de kalksteen uitgehakt om een verbinding naar het zuiden te krijgen.

Als je door die tunnel bent gereden, kijk je in een gebied, daar zijn geen woorden voor zo mooi. Al die palmentuinen langs deze rivier: het blijft een prachtgezicht. Dit prachtige gebied na de tunnel is de Gorge du Ziz, met aan het einde een groot stuwmeer met energiecentrale voor de stad Errachidia met zo’n 62.000 inwoners. Een heel eind voor die stad staat er midden in de woestijn een nieuw tankstation met alles er op en er aan. We laten hier de Citroën wassen, want die ziet eruit als een beest. Elke keer als je wat beetpakt, ben je zelf ook weer vuil. Als hij weer schoon is, gaan we verder en dan door de poort Errachidia binnen. Alles hier ziet er mooi uit: straten met stoepen en alle stoepbanden in twee kleuren geschilderd en alles mooi afgezet met palmen. Ik heb het natuurlijk over de hoofdstraat. Alle zijstraten zijn alleen maar stoffige paden, maar het geheel ziet er netjes uit.

Wij gaan nu naar de camping, die ligt 15 kilometer verder. De naam is “Source Bleue de Meski”: een toeristische attractie, omdat er een grote bron is die als zwembad dient. De douches worden ook door de bewoners van het dorp gebruikt. De douches hebben echter geen afvoer: het water loopt gewoon over het terrein en zakt vanzelf in de grond. Het is hier geen geschikte plaats om de tent op te zetten, dus proberen we de bagage die op het bed ligt voorin de auto kwijt te raken. Dat lukt; alleen de stoelen en de tafel overnachten buiten de auto.

Je kunt hier reageren op dit artikel.

tekst en foto’s: Visa GTI 115

© Citroën-Forum 2003 - 2024 | adverteren
Facebook