MEP, de blauwe armada


MEP, de blauwe armada

Elke Citroën-liefhebber kent de MEP: dat is zo’n klein, blauw racewagentje. Maar ken je het verschil tussen een MEP X2 en een MEP X27? En heb je weleens van de missing link X7 gehoord? Wat blijkt: MEP heeft ook nog een GT gebouwd! Maak kennis met Maurice Emile Pezous, de man en zijn auto’s.

1914-1990 Maurice Emile Pezous
De belangrijkste feiten over Maurice Emile Pezous staan in een portret op de site van het Panhard Racing Team. Afkomstig uit Albi, behaalt hij in Cluny zijn ingenieurstitel. Na de oorlog opent Maurice Pezous in Albi een vakgarage en kort daarop krijgt hij het dealerschap voor Fargo-Chrysler. Van 1957 tot zijn pensioen in 1981 is Maurice Pezous Citroën-dealer. Uit diverse bronnen blijkt niet alleen dat Maurice Pezous terecht trots is op de vloot van auto’s die zijn naam dragen, maar ook dat hij echt meeleeft met de coureurs ervan. In 1990 overlijdt hij aan een hartaanval.

1953-1956 MEP D7/Daphné/170SL (Citroën 1.911 cc, 7 exemplaren)
Het eerste gedocumenteerde autobouwproject van Maurice Pezous betreft een tweezits GT met een stalen koetswerk van zijn stadsgenoot Albert Mazel op een buizenframe, voortbewogen door de motor van de Traction Avant 11 CV. Het duo Pezous-Mazel zoekt lang naar de juiste vorm, zo blijkt uit historische foto’s van verscheidene uitvoeringen.

Ook naar de beste naam wordt gezocht, want in sommige krantenartikelen wordt de GT simpelweg als MEP aangeduid en in andere als MEP D7. Bij de Grand Prix d’Albi 1953 toont Maurice Pezous een vrij grove uitvoering als MEP Daphné aan de pers en het publiek. De naam MEP 170SL moet duidelijk maken dat de GT een behoorlijke topsnelheid kan bereiken. Maurice Pezous voert besprekingen met de directie van Citroën over grootschalige productie in Albi. Daar komt het niet van, wellicht omdat de dagen van de Traction Avant al geteld zijn. Het enige bewaard gebleven exemplaar heeft zijn eigen website: MEP-Daphne.fr.

1965 MEP X1 (Citroën 602 cc, 1 exemplaar)
Nog meer dan de sportcoupé geldt de racewagen als Maurice Pezous’ passie. Meerdere teams richten tijdens de Grand Prix d’Albi in de garage van Pezous hun basiskamp in. Het idee om een racewagen in een beginnersklasse te bouwen, moet hem al langer beziggehouden hebben. Om het betaalbaar te houden, worden zo veel mogelijk standaardonderdelen gebruikt. De carrosserie is opnieuw van Albert Mazel. Meerdere coureurs wordt gevraagd de X1 te testen. Over de wegligging zijn ze lovend, maar de 25 PK van het Ami-motortje ervaren ze als te weinig.

1966-1969 MEP X2 (Panhard 848 cc, 80 exemplaren)
Er zijn slechts weinig aanpassingen aan de X1 nodig om daar de luchtgekoelde 848 cc tweecilinder van Panhard in te hangen. Die wordt opnieuw gekoppeld aan de versnellingsbak van de Ami 6 en ook de besturing blijft die van de Ami 6. Met zijn 60 PK bereikt de 360 kg lichte X2 190 km/h. Het Locmé-Team, une bande de copains mordus de la MEP, vertelt hoe rond de X2 het kampioenschap van de Formule bleue ontstaat. Maurice Trintignant opent met een MEP X2 de 24 uur van Le Mans 1966. Ook op de Citroën-stand aldaar krijgt de X2 veel lof. Zo lukt het Maurice Pezous om Citroën en BP te overtuigen van een promotieklasse. Citroën geeft opdracht voor de bouw van een serie van dertig. De feestelijke overdracht van de eerste twintig exemplaren aan de Fédération Nationale des Clubs Automobiles is op 15 maart 1967 op het place de la Concorde in Parijs. Die worden vervolgens aan jonge coureurs ter beschikking gesteld.

Op 24 september 1967 rijden zij in Albi hun eerste wedstrijd en ook in 1968 vinden diverse races plaats. Vanaf het seizoen 1969 is er sprake van een formeel kampioenschap. Nog eens 50 MEP’s X2 komen beschikbaar. Dankzij Citroën en de nieuwe sponsor Total bedraagt de aanschafprijs slechts FRF 8.000, wat volgens sommige bronnen overeenkomt met de helft en volgens andere met een derde van de kostprijs. Citroën, Total en Michelin zorgen ook voor een goed gevulde prijzenpot.

1968 MEP X7 (NSU 1.177 cc, 2 exemplaren)
Hoewel de X2 duidelijk sneller is dan de X1, is een racewagen nooit snel genoeg. Wanneer Maurice Pezous over het gezamenlijke Wankel-motorenproject van Citroën en NSU leest, meent hij ook in Neckarsulm boodschappen te kunnen gaan doen. Er ontstaan twee MEP’s X7 met motoren van de NSU 1200 TT, die na tuning 95 PK leveren. De samenwerking tussen Citroën en NSU gaat echter niet zo ver dat Citroën zijn naam aan de MEP X7 wil verbinden en dus sterft deze een vroege dood. Het Panhard Racing Team heeft een mooi bouwverslag van een replica.

1971-1973 MEP X27 (Citroën 1.015 cc, 101 exemplaren)
In 1971 mondt de gecombineerde ervaring met de X2 en de X7 uit in de X27. De motor van de Citroën GS is weliswaar groter en zwaarder en vereist daarom enkele aanpassingen aan het chassis en de wielophanging, maar zijn 78 PK geven de 392 kg wegende X27 een topsnelheid van 210 km/h. In 1971 wordt de X27 getest en aan het begin van het seizoen 1972 lost hij de X2 af in de Formule bleue. Mede onder invloed van de oliecrisis wordt 1975 het laatste jaar van dat kampioenschap. Toch is de MEP, vooral de MEP X27, nog altijd populair. Hij kan bij vele historische races, waaronder CitroRacing Historique, bewonderd worden. Mepistes van toen en van nu wisselen informatie uit op autodiva.fr.

Reacties op dit artikel kun je hier plaatsen.

tekst: RensKorevaar, foto’s: archief .(JavaScript moet ingeschakeld zijn om dit e-mail adres te bekijken)

© Citroën-Forum 2003 - 2024 | adverteren
Facebook